Facebook moet toch voor de rechter komen in de zaak die de Amerikaanse concurrentiewaakhond Federal Trade Commission (FTC) opnieuw aanspande tegen het socialemediaplatform wegens vermeend machtsmisbruik. Een rechter heeft het verzoek van Facebook, dat onderdeel is van Meta, om de zaak te seponeren afgewezen omdat de aantijgingen van de FTC nu “krachtiger en gedetailleerder” zijn.
Volgens de rechter heeft de FTC nu voldoende feiten verzameld om “aannemelijk te maken dat Facebook een monopolie uitoefent”. Daarnaast heeft de waakhond volgens de rechter ook voldoende uitgelegd dat Facebook niet alleen een monopoliepositie inneemt, maar deze ook “opzettelijk heeft behouden door middel van concurrentieverstorend gedrag”.
Volgens de FTC heeft Facebook sinds 2011 in de Verenigde Staten het monopolie op persoonlijke sociale netwerken. De FTC wil dat Facebook opgebroken wordt en de overnames van socialemediaplatform Instagram in 2012 en berichtendienst WhatsApp in 2014 ongedaan gemaakt worden. Daarmee heeft Facebook mededingingsregels overtreden, vindt de toezichthouder, omdat met de aankopen de bedrijven als concurrent werden uitgeschakeld.
Zaak werd eerder afgewezen
De zaak van de FTC werd aanvankelijk door een rechter afgewezen vanwege onvoldoende bewijs voor kartelpraktijken. De toezichthouder kreeg toen een maand de tijd om met meer bewijs te komen. Facebook vond daarnaast dat FTC-topvrouw Lina Khan, aangesteld door president Joe Biden, te bevooroordeeld was, omdat ze eerder als onderzoeker over Facebook publiceerde en in een onderzoekscommissie zat van het Huis van Afgevaardigden, dat onderzoek deed naar het techbedrijf.
Het bedrijf van topman Mark Zuckerberg heeft zich altijd verzet tegen de aanklachten en vindt dat er geen sprake is van monopolistisch gedrag.